Overslaan en naar de inhoud gaan

Een doordeweekse zondag: en altijd zijn de Belgen de sterksten

Zondag 24 januari

Henri Picard weet nog steeds niet wat de toekomst zal brengen, maar vraagt een overplaatsing naar Amersfoort aan. Verder kuiert hij door de zondag.

Zondag 24 januari

Gisteren, bij terugkomst in het kamp vond ik Leonie’s brief, dien morgen uit Rotterdam toegekomen. Hij is gedateerd: 2 januari. Eerst later toegestuurd? Of waarom dan zoolang onderweg gebleven? Ik zal de volgende week naar de Moisseef’s en naar Jenny schrijven. Van Leo kwam mij niets toe. De groote vraag is en blijft: hoe ik iets van hier op uw adres weg krijg. Ik zal naar al de bekende adressen in Holland schrijven en vragen of ze mij helpen kunnen. […]
Groot was natuurlijke mijne vreugde iets van U te ontvangen, maar het zou mij nog grooter genoegen gedaan hebben, indien het van lateren datum was geweest. Het permissieregiem onderging wijzigingen: elk kreeg een nieuwe ‘werkkaart’, met portret er op (twee voor 10 cent): maar mijne vrije uitgang ‘den zevenden dag’ heb ik er bij ingeschoten. Maar ik stel mij voor te protesteeren. Morgen gaat er een brief naar den voorzitter van de Lectuurcommissie, waarin ik in herinnering breng dat ik vroeger elken dag, ook ’s zondags vrij was van 8 tot 10 ’s avonds en ik enkel bij de commissie kwam onder voorwaarde dat aan mijn vrijheid niet te veel werd getornd. Meteen vraag ik nog twee, drie weken hier te mogen blijven, te Harderwijk, om alles voor de bibliotheek te kunnen in orde brengen, om alles ‘af’ te doen. Want vandaag wordt de vraag om naar Amersfoort te gaan, in de handen van den generaal gebracht. Van morgen stond ik wat later op, schreef voor een der mannen uit mijn bak een brief aan ’t adres van den Belgische Consul in Den Haag, vertaalde in ’t schrijfboek van een tweeden een serie Fransche woorden en zinsneden, en ging toen een kijkje nemen in de loods waar de universitairen bijeenkomen. Er was het nieuws gekomen, dat drie kasten boeken voor de wetenschappelijke bibliotheek in het kamp waren toegekomen. Met een stootkar brachten wij de vracht naar de loods waar ze moest zijn. Dan was het dicht bij 12 uur. Soeptijd. ’s Middags om 2 uur kreeg ik bezoek van Jufrouw de Lange met een harer vriendinnen. Ongeveer 1 ½ uur liepen zij rond, eerst op het sportterrein, waar den match plaatsgreep tusschen Belgische geïnterneerden en Friesche Kampioenen. De Belgen, als immer, wonnen het, want elken zondag is er op het terrein iets te zien, meest voetbalmatchen, en altijd zijn de Belgen de sterksten. In de wetenschappelijke bibliotheek bekeken de dames een groote kaart van het oorlogsterrein, door een paar geïnterneerden met smaak, knappe kleurenkeus, uitgevoerd, voort een tweehonderdtal waterverfschilderijtjes, typen uit het kamp vooral, door de drie kunstschilders van onze groep uitgevoerd. Door de barakkenstraten gingen wij naar den nummer 12, waar ik nu woon- en slaapgelegenheid mocht vinden: ze vonden het akelig en begrepen niet hoe ik het kon uithouden.
Verder bracht de tocht ons naar den bijenkorf, die cantiene genoemd wordt: men moet dringen om er in te kunnen, tot het buffet is niet te komen, er is een onafgebroken geroezemoes waarboven de stem uit van een tweetal mannen, die cijfers riepen: menschen die een tombola of wat weet ik er op na houden. Geld trachten velen hier te winnen op allerlei eerlijke (verkoop van rookwaren, sinaasappelen, visch, genever, enz.) en oneerlijke middelen (hier vooral te noemen de waagspelen, anker en zon). [Het anker en zon-spel bestaat uit drie teerlingen en een spelbord. Dat bord is verdeeld in zes vakjes waarop telkens een symbool staat afgebeeld: harten, schoppen, ruiten, klaveren, een zon en een anker. Op de teerlingen staan dezelfde symbolen. Een spelers kan geld inzetten op een van de symbolen en dan met de dobbelstenen werpen. Dat bedrag krijgt hij terug voor elke dobbelsteen die zijn symbool heeft. Men kan dus maximaal drie maal de inzet winnen. De verloren inzetten gaan naar de bankier, die het spel organiseert.]
Ik kreeg de laatst verschenen nummers van ‘Neerlandia’ (A.N.V.). Ook het bezoek aan Harderwijk van de voorzitter en diens vrouw is er in vermeld. ‘Hij mocht mee naar het hotel’, wordt erin over mij verteld. Met een uittreksel uit den brief van bedanking, dien ik schreef.

Meld je aan voor de nieuwsbrief