Overslaan en naar de inhoud gaan

Even op het strafbankje

Kamp v. Harderwijk: 15 februari

Henri Picard is ziek geweest en heeft daardoor zijn dagboek enige tijd laten liggen. Een van de nieuwe medewerkers van de bibliotheek blijkt een vage kennis uit Gent te zijn. En wat een vrij normaal verzoek leek, leidt tot drie dagen kamparrest.

Kamp v. Harderwijk: 15 februari – waarde Huisgenoten.
[…]
Meer dan drie weken is het geleden, dat ik me per brief tot u richtte. Ik ben de laatste dagen van Januari wat ongesteld geweest: een zware verkoudheid. Ik ben zelfs een dag op mijn stroozak blijven liggen; den vorigen avond en den nacht had ik nogal wat koorts. De jongens uit mijn bak, twee vooral, mijne onmiddellijke geburen van rechts en links (ik lig nummer 2 in den bak) vroegen mij maar steeds of ik niets begeerde. Maar vasten is nog geen slechte geneesmethode. En zich warm houden. Een van de Waalsche bakgenooten, Lemauvais is zijn naam, stond mij voor den nacht zijn kapootjas af. Mijne ongesteldheid, gepaard met een zekere graad van lusteloosheid, duurde nog al een tijdje aan: de plaats waar ik slaap is niet een der beste: over een deur en onder een ventilateur. Was nu al dat getimmerte tochtvrij aaneengebracht, dan ware dat nog zoo erg niet: maar nu voelt men te veel de koude lucht langs zijn hoofd, voeten, enz.

Sinds een goede week bevind ik me echter weder in bloeienden toestand en ik kon opnieuw mijne oude bezigheden met den ijver van vroeger hernemen.
IJver is veel gezegd. De gewone boeken zijn gekaft en gecatalogiseerd. Tijdschriften liggen er nog wel met hoopen, maar er zijn voor dergelijke dingen minder lezers: de meeste revues worden ten andere ingebonden. Wij hebben nu gelegenheid ons voor eigen rekening bezig te houden: schrijven, kranten of boeken lezen, bezoeken ontvangen, met den hoofdonderwijzer babbelen, enz. Een van de mannen, die ‘met het baardje’, maakt tafelkleedjes op een houten bord gespannen: die man aan vrouwenwerk wordt vooral door onderwijzeressen meesmuilend opgemerkt. Onze vrouwelijke medewerkers zien we nu minder, omdat het werk zoo schaars is, maar nu en dan komen ze toch eens kijken en een uurtje verpoozen. Ook het nichtje van Jufrouw de Lange, het dochtertje van haar zuster, een kind van 10, komt zich hier nu en dan wat amuseren met etiketjes plakken, enz. – Een nieuwe medewerker hier, op voorspraak hier binnengebracht, opdat hij op die wijze ook uit het kamp zou kunnen – is een Gentenaar, Annez. Die naam zegde mij eerst niets, maar Madeleine zal hem wellicht onmiddellijk bekend zijn voorgekomen. Dezer dagen ontving hij een brief van den jong getrouwden Verstraeten (remember Harelbeke, Eveline’s kanten kleed, enz.). […] Die jonge familie Verstraeten woont in Holland, de vrouw moet over kort bevallen. De vrijgezel (de vroegere) Verstraeten en Annez zijn boezemvrienden geweest, nu nog; zij zijn te zamen jaren ‘uitgegaan’. Annez was ook op de bruiloft te Harelbeke [en] sprak me ook over de dikke jufrouw Verstraeten, nu nog ongehuwd. Annez had het plan een paar maanden na 1 augustus (mobilisatiedag!) te trouwen. Een echte Gentenaar, fabrikantenzoon, groote liefhebber van muziek, tegen de vervlaamsching van de Universiteit, lang geen kwade jongen, op verre niet.

Ik heb hier voor de eerste maal (na 30 maand militairen dienst) op het strafrapport moeten komen. Ziehier onder welke voorwaarden: wij verlaten ’s morgens elken dag het kamp, ongeveer om 9 uur, na morgeneten en eerste brievenuitdeling. Wij komen ’s middags en om 4 uur voor de soep en de ‘patatten’ niet binnen: daarvoor zijn de afstanden te groot. De ‘patatten’ tevens zijn niet smakelijk, ik houd er niets van, maar mijn soep gebruik ik ’s avonds (ik laat ze warmen op de kachel in de studieloods na 9 uur ’s avonds). Maar voor eten moeten we dus zelf zorgen. Eigen portemonnaie betaalt alles. Nu zijn er wel geïnterneerden, die schrijven op militaire bureau’s in de stad, op het stadhuis, enz.: die krijgen hun eten in de stad zelf, ten locale van de Oude Kazerne. Wij hadden wel evenveel willen hebben. Daartoe richtten we ons tot den voorzitter van de Lectuurcommissie: door wie wij werkzaam zijn gesteed. Die voorzitter nam inlichtingen bij de Hollandsche officieren en gaf ons de gewenschte aanduidingen: de vraag aan den commandant van het Kamp richten, onderteekenen, en hem ter hand stellen: hij zou er verder werk van maken, want hij wist den weg. Zoo gezegd, zoo (door ons) gedaan = 4,5 dagen later: de korporaal aan de kamppoort nam onze permissie ’s avonds bij het thuiskomen af. Van mijzelf wel eerst niet. Hij had mijn naam slecht gelezen, maar later, toen ik in de barak van Annez vernam wat er gebeurd was, ging ik uit eigen beweging mijne permissiekaart afgeven, om den korporaal en mijzelf niet in moeilijkheden te brengen. Met ons zevenen (al de werkers voor de Lectuurcommissie) stonden wij op de dienstorders om den volgenden dag 9 uur op het rapport van de commandant te verschijnen. Daar werd er ons verweten, dat wij eene vraag hadden gesteld, zonder tusschenkomst van onzen barakchef en onzen divisiecommandant en dat onze aanvraag door burgers aan militairen was overhandigd geworden. Wij hadden schoon tusschen te brengen, dat onze voorzitter van militairen zelf had vernomen wat hem te doen stond, dat de commissieleden ons hadden aangesteld, voor permissie hadden gezorgd enz.: niets daarvan werd in acht genomen: met een ‘Jullie hebt met die burgers niets te maken’ werden wij afgescheept. De luitenant voor wien dat gebeurde, onderhield zich met den majoor; uitslag: verzachtende omstandigheden, 3 dagen kamparrest.
Dat vonden de burgers niet prettig, maar ze voelen zich ook machteloos: de staat van beleg is hier sedert verscheidene weken uitgeroepen: militaire wet is de hoogste. Ik heb dus mijne drie dagen moeten binnen blijven, zoo erg was het wel niet, ik heb o.a. dienst gedaan in de wetenschappelijke bibliotheek en de lezers door het loket de gewenschte boeken overhandigd: 2 van de 3 dagen was het overheerlijke zon, den volgenden dag weder de ellendige regen.
Door verandering in het permissiesysteem waren wij onzen vrijen zondag kwijt geraakt: onze nieuwe werkkaart vermeldde ‘enkel in de week’. Onze voorzitter was hier ook tusschen gekomen: wij kregen onzen zondag en elken weekdag nog één uur meer: nu is mijn kaart van 8 uur ’s morgens tot 9 ’s avonds.

Meld je aan voor de nieuwsbrief