Overslaan en naar de inhoud gaan

Voor het eerst naar de Harderwijkse schouwburg

25 februari 1915

Henri Picard gaat naar het toneel in de Schouwburg van Harderwijk en klaagt over controles bij het betreden van het kamp

25 februari 1915

Middaguur. Ik schreef dezen morgen 3 postkaarten:1° aan dn heer R. Pieters, om hem mede te deelen dat de brief die ik over Aken naar huis toezond mij terug is besteld: ‘Terug. Taal niet toegelaten’. De Vlaamsche brief van huis kwam hier terecht, dus is hier misschien wel ‘excès de zèle’ vanwege het Utrechtsche postbureau (waar eerst de brieven naar België gecontroleerd worden) in het spel. Ik schrijf mijn 2de postkaart naar den heer C[aspert] van Son [de secretaris van het Algemeen Nederlands Verbond], om hem met het geval in kennis te brengen; 7000 à 8000 Vlamingen hier verkeeren hierdoor in de onmogelijkheid met huis te correspondeeren. Mijn 3de kaart gaat naar den heer Leysen, Boezemsingel 47 A2, van wien ik van huis 50 fr. kreeg. Hij deed er een woordje bij: thuis kreeg men een brief (?) van Jozef de Schaepdrijver; met heer Pieters kan ik voor Antwerpen schrijven. Ik schreef hem: alles in orde en dank.
Er is een postkantoor in het Kamp: ik kreeg bericht dat er voor mij een aanbevolen brief was: 5 minuten later was hij in mijn bezit.

Vóór het kamp te verlaten, omstreeks 9 uur, vernam ik dat onze compagniekommandant luitenant Vernieuwe (die woont te Gent op de Nederkouter: een sigarenwinkel) heden middag van Amersfoort, waar hij geïnterneerd is, alhier naar het kamp zou komen om uit te betalen wat ons nog aan Belgische soldij toekwam: ik denk 4 dagen aan 0,42 fr. Gevonden geld.
[…]

’s Morgens had ik een schrijven ontvangen van het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlands Verbond waarbij mij werd gevraagd of ik geen Nederlands wetenschappelijk werk begeerde: volgaarne zou het verbond mij aan het verlangde helpen. Ik denk eraan een Nederlands werk te vragen over handelsrecht. Gisterennamiddag moesten wij ons lokaaltje afstaan om de uitbetaling aan de Belgische vrouwen te laten gebeuren: zelfs 80 fr. werd aan enkele personen uitbetaald. Belgische onderofficieren die ook op het Harderwijksche gemeentehuis in bediening zijn, waren daarmede belast. Om onzen namiddag door te brengen gingen wij naar een matinée: 2 tooneelstukken werden opgevoerd: een Vlaamse levée de rideau: Assepoes, en het bekende: Mariage de Madelle Beulemans. Klein zaaltje, overvol; wel 200 personen; de artisten, op een paar uitzonderingen na, amateurs. Een Antwerpsche, die in de 2 stukken bijna als hoofdrol optrad, [de later zeer bekend geworden actrice Germaine Loosveldt] voldeed niet: door het Nederlands stak het ‘Scheldeoeversch’ den kop op, en met het Fransch wist ze nog veel minder ‘chemin avec’. We hadden zelfs niet eens voor onze 50 cents gehad en mij krijgen ze in geen Harderwijksche Schouwburg meer: als men daar zit, komt wel eens het contrast op, tusschen de mondaniteit (op welke mindere schaal dan ook) en het moordend bestaan van degenen die nog in het vuur zitten. Dat is minder het geval, wat betreft muziek, sport, zelfs cinema, maar tooneel geeft wel eenigszins aanstoot.

Om 6 ¼ betraden wij opnieuw ons ‘spreekkamerke’ in de school; we brachten alles weder in de vroegere schikking, maar wij hadden – ik spreek ook van Annez, met wien ik naar het spektakel ging – een anormalen achtermiddag gehad, wij voelden ons buiten den gewonen doen, onvoldaan. Daarbij had ik ’s middags op een steentje gebeten (brood of vijgen hadden het gedaan), ik had hoofdpijn, nevralgies; wij trokken samen kampwaarts, na uit de handen van het krantenmeisje mijn Rotterdammer te hebben gekregen, navraag te hebben gedaan bij den boekhandelaar of die ook Engelsche of Duitsche kranten verkocht (iemand had mij ernaar gevraagd) en in een kruidenierswinkeltje voor een bakgebuur een pak lucifers 11 (of 17) cent te hebben betaald.

Sedert enkele dagen worden wij ’s avonds, bij het binnenkomen, door een Hollandse sergeant majoor ‘afgetast’, of wij ook geen flesschen binnen smokkelen met genever, petroleum, spiritus. Ook of wij voor den voortverkoop geen tabak, cigaren, appelsienen, enz. binnenbrengen. Sommigen werden zelfs een doos confituur, een brood, enz. ontnomen. Wellicht om concurrentie tegen de cantiene te voorkomen: maar daar is alles duur en vaak niet van de beste kwaliteit. Een gedeelte van de winst, wordt gezegd, moet ten goede komen van de geïnterneerden.
[…]

Twee van de 3 kunstschilders die hier in de studieloods mee samenkomen, hebben in eenige trekken mijne karikatuur gemaakt. Ook de derde beloofde mij iets van zijn potlood. Ook al souvenirs! Al die dingen houd ik bijeen. Of mijn artikel gelezen werd, weet ik niet. In het kamp hoorde ik van een man, die had willen schrijven aan den hoofdredacteur, want hij had zich door het artikel beleedigd gevoeld.

Meld je aan voor de nieuwsbrief