Overslaan en naar de inhoud gaan

Een Fauxpas van Piet van Aken?

Jan Lampo

Soms vind je in een archief iets dat je – aanvankelijk in ieder geval – liever níet had gevonden. Zoals dit: een exemplaar van het maartnummer 1942 van het Duitse culturele tijdschrift Das XX. Jahrhundert, uitgegeven door Eugen Diederichs Verlag in Jena. Met daarin, vanaf pagina 131, de novelle ‘Die Ziegeleien’ (De steenbakkerijen) van Piet ‘von’ Aken.

 

Beginpagina van Die Ziegeleien in het Duitse culturele tijdschrift Das XX. Jahrhundert

Oorlogsverleden met zwart randje

Piet van Aken begin jaren vijftig

Piet van Aken (1920–1984) staat bekend om zijn sociaalgeëngageerde romans waarvan de meeste zich afspelen in de Rupelstreek. Zijn bekendste (tevens verfilmde) werk is de novelle Klinkaart uit 1954, over de eerste werkdag van een jong meisje in een steenbakkerij. Van Aken was van 1945 tot zijn dood redactiesecretaris van het ledenblad De Werker van het Algemeen Belgisch Vakverbond, redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift en recensent van de socialistische krant Volksgazet. Maar in 1942 was er dus die publicatie in Das XX. Jahrhundert. Had de linkse Van Aken een oorlogsverleden met een zwart randje?

Eugen Diederichs stichtte zijn uitgeverij in 1896. Acht jaar later verhuisde het bedrijf van Leipzig naar Jena. Hoewel Diederichs vrijmetselaar was, publiceerde hij veel werk van nationalistische en conservatieve auteurs. In 1912 nam hij het tijdschrift Die Tat over. Vanaf het einde van de jaren twintig richtte dit maandblad zich tot een intellectueel publiek met nazisympathieën. Onder de medewerkers waren de (linkse) nationaalsocialist Otto Strasser en de ook niet bepaald onbesproken (elitaire, conservatieve maar politiek toch ambigue) militair en schrijver Ernst Jünger. De uitgever stierf in 1930, maar zijn zoons zetten de zaak voort en vanaf 1933 werd de SS-er Giselher Wirsing hoofdredacteur van Die Tat. De titel veranderde in Das XX. Jahrhundert. Het blad zou bestaan tot in 1944.

 

Das XX Jahrhundert

‘Die Ziegeleien’ vertelt het levensverhaal van Amandus Dijckers die opgroeit in een steenbakkersdorp maar er als tiener vandoor gaat en aan de kost komt in het circus en op de kermis. Pas na 24 jaar keert hij terug naar de (niet bij naam genoemde) Rupelstreek. Hij gaat er aan de slag als steenmaker in een steenbakkerij. Zijn dorpsgenoten komen onder de indruk van zijn grote werkkracht en vooral van zijn sterke verhalen. Dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Amandus vecht aan het front en krijgt een granaatsplinter in zijn hoofd, maar herstelt. Na de wapenstilstand hervat het leven in het dorp, waar voortaan meer welvaart heerst. Zoals vanouds vergast Amandus de mannen in de kroeg op verhalen, niet alleen meer over het kermisleven maar nu ook over de oorlog. Hij is alleen niet meer zo sterk. Hij krijgt een beroerte(?) en wordt daarna nooit meer de oude. Zijn herinneringen zijn weg; anderen vertellen zijn geschiedenissen na. Ten slotte pleegt hij zelfmoord.

De jonge van Aken

Piet van Aken in zijn jonge jaren

Piet van Aken volgde van 1935 tot 1939 hoger middelbaar onderwijs aan het Koninklijk Atheneum te Mechelen. Een van zijn leraren Nederlands daar was de romancier Filip de Pillecyn. Na de Duitse inval van 1940 belandde die in de collaboratie. Bijna veertig jaar later verklaarde Van Aken in het televisieprogramma Ten Huize van aan presentator Joos Florquin dat De Pillecyn goed wist waar zijn leerling politiek stond, maar zich daar niet aan stoorde. Van Akens vader was bode van de socialistische vakbond en in het weekend operateur in de bioscoop van het Volkshuis in Terhagen bij Boom. Zoonlief werd op zijn vijftiende zelf lid van de steenbewerkersbond om tijdens de schoolvakanties te mogen helpen bij het laden van baksteenschuiten.

In 1939 werd Van Aken opgeroepen voor militaire dienst. Na de capitulatie van het Belgische leger in 1940 vluchtte hij zoals vele anderen naar Zuid-Frankrijk. In augustus was hij weer thuis. Daarna ging hij aan de slag bij ’s Lands Wederopbouw waar ook de dichter-criticus Raymond Herreman en de romancier Maurits Roelants werkten. In de middagpauze ontmoetten ze in een nabijgelegen park de dichters Bert Decorte, Jos de Haes en Hubert van Herreweghen en de latere vakbondsman August van Istendael (vader van Geert) die in de buurt hun boterham verdienden.

Hoe het schrijven begon

Van Aken was toen al volop aan het schrijven. Hij bracht drie verhalen samen in het typoscript Gehucht. Het laatste daarvan, Twee van ’t Gehucht, liet hij in 1938 in eigen beheer verschijnen. Volgens de schrijver was dit vroege werk vooral schatplichtig aan Antoon Coolen.

In 1941 nam Van Aken deel aan een literaire wedstrijd van de Antwerpse Jeugdkring van het liberale Willemsfonds. Onder het pseudoniem Gunnar Myriad Heimatsson (!) stuurde hij het typoscript in van de roman De gestalte in den wind. Onder haar leden telde de Jeugdkring studenten van de Rijksuniversiteit Gent, maar ook leerlingen van de stedelijke normaalscholen in Antwerpen. Tot november 1941 nam Hubert Lampo de taak van secretaris waar. (Dat jaar begon trouwens de correspondentie tussen beide aspirant-schrijvers.)

Titelpagina van De gestalte in den windUittreksel uit De gestalte in den wind

De Jeugdkring verleende hand- en spandiensten aan de piepjonge verzetsmensen in de Normaalschool die zich ergerden aan de Nieuwe Orde-propaganda van geschiedenisleraar Rob van Roosbroeck. De culturele vereniging beschikte over een stencilmachine die ze mochten gebruiken voor hun vlugschriften. Hoe dat in zijn werk ging, beschreef Lampo in zijn roman De eerste sneeuw van het jaar uit 1985. Ondanks het amateuristische karakter van dit verzet, werden onder anderen student Karel Willems (zoon van de gewezen Antwerpse wethouder John Willems) en de leerling-onderwijzer Lucien Dirickx na arrestatie tot dwangarbeid in Duitsland veroordeeld. Van Aken wist ongetwijfeld waar zijn manuscript terechtkwam.

Twee jaar later, in 1943, werd de schrijver in het raam van de verplichte Arbeitseinsatz tewerkgesteld in Duitsland. Bij een loonconflict koos hij de kant van de arbeiders (die ook dorpsgenoten waren) en werd naar België teruggestuurd. Daar werkte hij in de Junkersfabrieken in Mechelen. Nadat die in april 1944 gebombardeerd werden door de geallieerden, moest Van Aken verkassen naar de zusterfabriek in Morlanwelz, maar hij dook onder tot aan de Bevrijding.

 

De invloed van De Pillecyn

Piet van Aken in 1942

Even terug naar 1942 en het verschijnen van ‘Die Ziegeleien’in Das XX. Jahrhundert. Hoewel de schrijver een exemplaar van het betreffende tijdschriftnummer in zijn archief bewaarde, werd er na de oorlog niet over gesproken. Blijft de vraag: hoe en waarom kwam de tekst in het maandblad? Van Aken mag dan openhartig geweest zijn over zijn literaire verstandhouding met De Pillecyn, veel details gaf hij daar niet over prijs. Maar in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging staat te lezen dat Van Aken ook publiceerde in Westland – iets waar de auteur na de oorlog evenmin mee te koop liep.

Westland was een literair en cultureel tijdschrift dat van juni 1942 tot augustus 1944 verscheen bij de zeer Deutschfreundliche uitgeverij Die Poorte in Mortsel bij Antwerpen. Tot de medewerkers behoorden min of meer beruchte collaborateurs zoals dichters J.L. de Belder en Pol le Roy, historicus Rob van Roosbroeck en DeVlag-leider Jef van de Wiele.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de fanatiekste aanhangers van de Nieuwe Orde zich pas in het tijdschrift manifesteerden na het ontslag van hoofdredacteur Filip de Pillecyn, die het maar tot eind 1942 uithield.

In zijn inleiding tot het eerste nummer deed De Pillecyn overigens zijn best om Westland in de markt te zetten als een blad dat niet alleen Blut und Boden-literatuur zou brengen – al kwam de ‘Volksgemeenschap’ natuurlijk toch ter sprake.

Wie de jaargangen van Westland doorbladert, ontdekt de bijdrage van Van Aken heel gauw: zijn verhaal ‘Gemengd Nieuws’ prijkt in het eerste nummer van de eerste jaargang. Er kan dus weinig twijfel over bestaan of het was zijn oud-leraar De Pillecyn die de schrijver om een bijdrage verzocht.

Cover van de eerste uitgave van Westland in juni 1942

Het verhaal blijkt bovendien de oorspronkelijke, Nederlandse versie van ‘Die Ziegeleien’te zijn! Er is wel één duidelijk verschil dat de erg afwijkende titel van de vertaling verklaart. Het Nederlandse origineel begint en eindigt met een passage over de hoofdonderwijzer van het steenbakkersdorp. Die is ook de plaatselijke correspondent voor een krant en schrijft een artikeltje over de zelfmoord van Amandus Dijckers. Het zal hem een honorarium van enkele franken opleveren. In de vertaling ontbreken deze paragrafen. Vond de vertaler ze te cynisch of zag hij de overbodigheid ervan in?

Het is onmogelijk dat een Vlaams schrijver met tot dan toe slechts een publicatie in eigen beheer op zijn naam toegang zou krijgen tot een prestigieus Duits cultureel tijdschrift – als hij dat al had gewild. Naar alle waarschijnlijkheid zorgde De Pillecyn als hoofdredacteur van Westland ook voor de vertaling van ‘Gemengd Nieuws’ en de publicatie in Das XX. Jahrhundert. De jonge auteur ervan liet zich dat welgevallen – maar meer ook niet.

De falende God

Van Akens verhaal verscheen min of meer gelijktijdig met zijn romandebuut De falende God, dat eveneens in 1942 van de pers rolde. Uitgeefster Angèle Manteau zal sowieso niet ontevreden geweest zijn over een verhaal van ‘haar’ nieuwe auteur in Westland en Das XX. Jahrhundert. Tijdens de oorlog bracht zij met toestemming van diens Nederlandse uitgever Nijgh & Van Ditmar trouwens heruitgaven van De Pillecyn. Het is zelfs mogelijk dat beiden de koppen bij elkaar staken om Van Aken een duwtje in de rug te geven.

Titelblad van De falende God

De falende God gaat over een vreemdeling die in de Rupelstreek belandt en er een steenbakkerij uit de grond stampt. Hij verwerft macht en aanzien. Wanneer er een staking uitbreekt en zijn eerste kind doodgeboren ter wereld komt, vermant hij zich en besluit opnieuw te beginnen – een ontknoping die haaks staat op de zelfmoord van Dijckers in ‘Gemengd Nieuws’, maar die ook te maken heeft met de beslissing van een soeverein individu.

De korte roman – en dat gaf de schrijver nadien ruiterlijk toe – vertoont invloed van De Pillecyn. Dat verklaart allicht mede het enthousiasme van die laatste over het boek. In zijn interview met Florquin gaf Van Aken toe dat er ook echo’s van Knut Hamsun in doorklonken. Maar het opvallendst zijn twee modernistische passages à la William Faulkner, korte monoloogjes van verschillende personages. Dit laat zien dat Van Aken voor en tijdens de bezetting al sterk onder de indruk was van Amerikaanse schrijvers. Hun invloed op zijn werk zou nadien alle sporen van Coolen en De Pillecyn wissen.

 

Jan Lampo is historicus en schrijver en was tot zijn pensionering in oktober 2022 archivaris in het Letterenhuis.

Meld je aan voor de nieuwsbrief